Gebroeders Djaya
Revolusi in het Stedelijk
Tentoonstelling — 9 jun t/m 2 sep 2018
70 jaar geleden toonde het Stedelijk Museum het werk van de gebroeders Djaya voor het eerst. De tentoonstelling vond plaats in een woelige tijd; het zijn de jaren van de onafhankelijkheidsstrijd van Indonesië.
Deze zomer zijn de werken van de Djaya's voor even terug, in een bijzondere presentatie die de werken toont samen met foto’s, linosneden, catalogi en ander archiefmateriaal uit diverse collecties in Nederland.
In 1947, middenin de Indonesische onafhankelijkheidsoorlog, organiseert directeur Willem Sandberg in het Stedelijk Museum de eerste tentoonstelling van de Indonesische broers Agus en Otto Djaya in Nederland. Het is dan ook voor het eerst dat niet-Westerse hedendaagse kunstenaars in het Stedelijk een solo krijgen. Het werk van de gebroeders Djaya is gevoed door de Indonesische onafhankelijkheidsstrijd na het uitroepen van Republiek Indonesië in 1945. Het onderzoek dat het Stedelijk Museum het afgelopen jaar deed naar de aanwezigheid van de twee broers in Nederland werpt een nieuwe blik op hun verrichtingen. Die nieuwe inzichten komen deze zomer in het Stedelijk aan bod in een intrigerende tentoonstelling van twee zalen, een symposium en andere activiteiten.
Nieuw onderzoek door onafhankelijk curator en onderzoeker Kerstin Winking naar het werk van de gebroeders Djaya in de collectie van het Stedelijk laat zien dat er in Nederlandse archieven veel te vinden is over de broers. Agus en Otto Djaya waren van 1947-1950 in Europa, voornamelijk in Nederland, waar ze in het geheim de promotie van de Indonesische onafhankelijkheid bedreven. Uit die periode is een aantal schilderijen overgeleverd waarvan in het Stedelijk een selectie te zien is. Naast werken uit de collecties van het Stedelijk, het Nationaal Museum voor Wereldculturen en de Universiteitsbibliotheek Leiden, is in de tentoonstelling onthullend archiefmateriaal opgenomen, dat laat zien hoezeer kunst en politiek met elkaar verstrengeld waren, en dat de kunstenaars door de Nederlandse ‘secret service’, de Netherlands Government Information Service, in de gaten werden gehouden, maar ook dat de Djaya’s en hun inzet voor de onafhankelijkheid gesteund werd door Nederlandse intellectuelen.
De Djaya's in Amsterdam
Toen de Djaya’s in 1947 naar Amsterdam kwamen, hadden ze al een netwerk met lokale contacten, onder wie de Leidse hoogleraar en conservator van het Indisch Museum (nu Tropenmuseum) Theodoor Galestin, hoogleraar niet-westerse sociologie Willem Frederik (Wim) Wertheim en museumdirecteur Willem Sandberg. Veel van de 126 schilderijen en tekeningen die Sandberg in het Stedelijk toonde, hadden de broers zelf uit Jakarta meegenomen in de cargo van het stoomschip waarmee ze reisden. Bekeken tegen een achtergrond van de vier jaar durende oorlog tussen de Indonesische onafhankelijkheidsstrijders en het Nederlandse koloniale bewind, nodigt deze tentoonstelling uit tot nieuw onderzoek. Waarom waren de Djaya’s in Nederland en niet in de binnenlanden van Java, zoals de meeste van hun bevriende revolutionaire kunstenaars? Waarom onderzochten, presenteerden en verzamelden conservatoren als Willem Sandberg en Theodoor Galestin het werk van de Djaya’s? Welke aanknopingspunten zijn er die de aanwezigheid van de Indonesische kunstenaars in Nederland verklaren?
De gebroeders Djaya: Revolusi in het Stedelijk licht het werk van de Djaya’s toe en plaatst hun aanwezigheid in Nederland in een bredere context. Aangestipt wordt bijvoorbeeld dat het werk van Agus Djaya en Otto Djaya een synthese is tussen Javaanse tradities en Westerse moderne kunst, met name het werk van de Europese expressionisten en Franse modernisten. Naast bijzondere aquarellen en schilderijen worden objecten uit archieven in Nederland getoond, waaronder catalogi en foto’s van de kunstenaars gemaakt door de Netherlands Government Information Service. Het Stedelijk toont ook werk uit eigen collectie van andere revolutionaire kunstenaars, zoals Mochtar Apin en Baharudin, en foto’s van Henri Cartier-Bresson van de inauguratie van de Sukarno, de eerste Indonesische president van de Republiek Indonesië eind 1949, en van het vertrek van de Nederlandse soldaten. Bij de tentoonstelling vindt in juni een uitgebreid publiek programma plaats, waaronder een internationaal symposium georganiseerd in samenwerking met het Rijksmuseum.
Over Agus en Otto Djaya
Agus Djaya (1913-1994) was lid van het revolutionaire leger. Opgeleid als tekenleraar had hij een passie voor de Javaanse en Balinese traditionele cultuur, maar hij bewonderde ook kunstenaars als Gauguin en Van Gogh. In 1938 richtte Agus samen met kunstenaar Sindudarsono Sudjojono Persagi op, een vereniging met als doel het maken van moderne Indonesische kunst. In 1946 begon hij in opdracht van president Sukarno met het verzamelen van kunstwerken voor een nieuw Indonesisch nationaal museum. Otto Djaya (1916-2002), de jongere broer van Agus, leerde het vak bij Persagi. Net als zijn broer was hij lid van het revolutionaire leger. Naast mythologische scenes in een lineaire stijl die beïnvloed is door het wayang poppenspel, beeldde hij, in tegenstelling tot zijn broer, ook talloze revolutionaire strijders af in zijn werk, met wapentuig en in de dracht van de streek waarvan zij afkomstig waren.
Deze tentoonstelling maakt deel uit van het STEDELIJK TURNS-programma. Hierin wordt onderzoek gedaan in de eigen collectie naar nog niet vertelde verhalen en bijzondere perspectieven om de kunstcanon zo te verrijken.